Lange termijn uitkomst van kinderen met geslachtschromosomale afwijkingen
Auteur(s): Dr Shirley Ratcliffe 1999 Deze vertaling betreft alleen de introductie, het 47,XXX gedeelte en de conclusie. Het is gemaakt door Ida Bakker op 23 juni 2004. ***** Introductie Genetici en kinderartsen geven soms aan ouders van een aangedane foetus of kind een onbedoeld pessimistische beschrijving over wat het betekent om een extra X of Y chromosoom te hebben, omdat hun informatie inhoudelijk neigt naar afwijkend. De studie In 1967 zette het Medical Research Counsil een cytogenetische test op om van opeenvolgende pasgeborenen het vóórkomen van de verschillende chromosoomafwijkingen duidelijk te krijgen. De lange-termijn-vervolgstudie, die 34.380 pasgeborenen in Edinburgh heeft gescreend tussen 1967-1979, van kinderen met geslachtschromosoomafwijkingen die in verband staat met dit project, heeft meer balans in de uiteindelijke prognose weten te bereiken. Diagnose nooit gesteld De meeste jongens met het karyotype 47,XXY en 47,XYY en meisjes met 47,XXX zijn nooit gediagnostiseerd. Terwijl dat kan suggereren dat de condities onbelangrijk zijn voor de aangedane individuen, wil ik middels de volgende resultaten laten zien dat dit niet het geval is. Frequentie Gebaseerd op het vóórkomen bij de geboorte, gehaald uit de cytogenetische testen van ongeveer 200.000 kinderen uit Engeland, Denemarken, Canada, de USA en Japan, werd het XXY karyotype bij 1,3:1000 kinderen van het mannelijk geslacht gevonden, terwijl XYY en XXX voorkwam met een frequentie van 1:1000 op kinderen van respectievelijk het mannelijke of vrouwelijke geslacht. Diagnose en identificatie Gebruikmakend van deze voorkomendheid hebben de personen Abrahamsky en Chapelle gevonden dat 10% van de verwachte gevallen van XXY jongens geidentificeerd zijn door vruchtwateronderzoek. Verder werd 26% gediagnostiseerd gedurende de kindertijd of het volwassen leven op basis van hypogonadisme (te lage spiegels van geslachtshormonen),gynaecomastie(borstvorming),onvruchtbaarheid of ontwikkelingsachterstanden, terwijl de resterende 64% ongediagnostiseerd bleef. Tussen de XYY jongens, waar geen effecten bestaan ten gevolge van de leeftijd waarop de vader zijn kind kreeg, was er 85% berekend om niet gediagnostiseerd te worden zowel voor als na de geboorte. Abrahamsky en Chapelle includeerden geen XXX vrouwen, maar er kan een schatting gemaakt worden naar aanleiding van de verdeeldheid in leeftijd waarop de moeder haar kind kreeg, waarbij van de 57 aangedane pasgeborenen 26% van de moeders boven de 35 jaar was. Het is aannemelijk te verwachten dat deze nu door vruchtwateronderzoek gediagnostiseerd zouden worden, maar omdat deze meisjes geen karakteristieke lichamelijke verschijnselen hebben, blijft de overige 74% waarschijnlijk ongediagnostiseerd. Uitleg aan ouders De ouders van kinderen met XXY en XXX karyotype kregen zoveel mogelijk van de informatie die toen beschikbaar was over hun gesteldheid, met de uitleg dat de doelstelling van de studie was om een helder beeld te creëren over de algehele conditie. 47, XXX De 16 meisjes in de 47,XXX groep in leeftijd van 16-27 jaar kwamen uit een normaal sociaal milieu. Drie hadden aangeboren aanlegfouten: hoefijzernieren, patente ductus arteriosus (hartafwijking) en aangeboren dislocatie van de heupen. Groei Het geboortegewicht, de lengte en hoofdomtrek waren allen overduidelijk kleiner dan die van de vrouwen in de controlegroep. Hoofdomtrek bij de geboorte en op 7 jarige leeftijd correleerden beduidend met latere IQ scores en ondanks een normale snelheid van postnatale groei, bleef het hersenvolume kleiner en de gemiddelde hoofdomtrek ook (Over het algemeen hebben deze meisjes een kleinere hoofdomtrek, slechts 10% van alle meisjes heeft een hoofdomtrek kleiner dan het gemiddelde van de onderzochte groep). De groeispurt in de puberteit was van normaal niveau maar de timing was 6 maanden later dan die van de meisjes in de controlegroep, net als de leeftijd waarop voor het eerst gemenstrueerd werd. Psychologische ontwikkeling De spraakontwikkeling liep bij 50% van de XXX gevallen achter en de IQ scores waren beduidend lager dan bij de vrouwelijke controlegroep en zusjes, met een gemiddelde verbale score van 85,3 (tussen de 67 en de 109) en een prestatiescore van 88,3 (tussen de 67 en de 110). Het XXX meisje met een IQ score van 110 had ouders die allebei universitair afgestudeerd waren. Deze resultaten zijn in nauwe samenhang met die van de 11 XXX meisjes in Denver en Toronto. Leerproblemen Alle meisjes op één na gingen naar een normale school, maar ondervonden leerproblemen en behoefden remedial teaching voor lezen en rekenen. Drie meisjes deden vervolgonderwijs in artistiek/creatieve richtingen. Gedragsproblemen Een toename in gedragsproblemen was zichtbaar op 3 en 11 jarige leeftijd; vier XXX meisjes (25%) hadden een psychiatrische referentie, in vergelijking met 3% van de controlegroep. De diagnoses hielden in: depressie, drugsverslaving en obsessief-compulsieve stoornis. Na school De meeste XXX meisjes waren opgelucht toen ze de school konden verlaten, omdat ze zich daar onder druk voelden staan en ze kregen werk als kapster, kokkin en serveerster, terwijl vier huisvrouw werden. Ze waren lichamelijk aantrekkelijke meisjes en ze vertoonden een gezond verstand dat hun lage educatieve bereik compenseerde. Over het algemeen was hun uitkomst meer succesvol dan beschreven was voor de 11 XXX meisjes in Denver. Conclusie Een toegevoegd X of Y chromosoom heeft een mild terughoudend effect op de ontwikkeling van de hersenen, meest merkbaar in de voorgaande vrouwelijke studie, terwijl de geslachtshormonale effecten ernstig zijn bij jongens en vragen oproept bij meisjes. Een terugblik in de literatuur openbaart dat 16% van de kinderen van XXX vrouwen chromosoomafwijkingen hebben, maar dit beeld is onterecht geschetst door de bedoeling om afwijkingen te rapporteren. Resultaten van bovenstaande conclusie zullen nog eens 10 jaar observatie nodig hebben voordat die gebruikt kunnen worden. Daarom is het advies aan XXX vrouwen om een vruchtwaterpunctie te doen in de vroege zwangerschap. Jongens en meisjes met een extra X chromosoom hebben een verhoogd risico op educatieve moeilijkheden en reguliere hulpverlening gericht op het leerbereik zal eerdere interventie toestaan en daarmee preventief zorgdragen voor secundaire gedragsproblemen. Bij meisjes met een kleinere hoofdomtrek, gecombineerd met een toegenomen beenlengte en educatieve moeilijkheden moet men verdacht zijn op het XXX karyotype. Tot slot hebben alle drie categoriën een verhoogd risico op spraakachterstand, wat suggereert dat geslachtschromosomale screening van patiënten die spraaktherapie volgen goed zou zijn. Bron Long term outcome in children of sex chromosome abnormalities Dr Shirley Ratcliffe Arch Dis Child 1999;80: 192-195 by Archives of Disease in Childhood. Hyperlinks: http://adc.bmjjournals.com/cgi/content/full/80/2/192 |